Kalanchoë Beharensis stam

De Kalanchoë heeft als vetplant weinig water nodig en kan langere tijd zonder water. Het is belangrijk om de grond tussen de gietbeurten volledig te laten opdrogen. In de zomer is eens per twee weken water geven voldoende; in de winter volstaat eens per zes weken. Overbewatering kan leiden tot wortelrot en sponzige bladeren.

De Kalanchoë gedijt goed bij een lage tot gemiddelde luchtvochtigheid. Extra maatregelen om de luchtvochtigheid te verhogen zijn niet nodig. Het is wel aan te raden om af en toe stof van de bladeren te verwijderen met een licht vochtig doekje.

Deze plant is flexibel wat betreft lichtomstandigheden. Hij kan zowel op een plek met veel direct zonlicht als in halfschaduw staan. Een locatie met veel indirect licht of halfschaduw is ideaal. Bij veel natuurlijk licht kunnen de bladeren een rode gloed krijgen; bij een donkere standplaats kunnen de bladeren donkerder van kleur worden.

Aangezien de Kalanchoë een vetplant is die van nature in zware omstandigheden overleeft, haalt de plant al de natuurlijke voedingsstoffen uit de grond. Hierdoor is bijvoeden in eerste instantie niet nodig. Als je na een tijdje toch wil bijvoeden, gebruik dan speciale cactusvoeding en volg de aanbevolen dosering. Geef in de herfst en winter geen voeding, omdat de plant dan in een rustperiode verkeert.

Het is aan te raden de Kalanchoë om de twee à drie jaar te verpotten, bij voorkeur in het voorjaar. Gebruik een pot die minimaal 10% groter is dan de huidige en vul deze met universele potgrond, speciale cactuspotgrond of vulcastrat. Dit geeft de wortels de ruimte om zich verder te ontwikkelen en zorgt voor een gezonde groei.

De Kalanchoë voelt zich het beste bij kamertemperaturen tussen de 10°C en 25°C. Bescherm de plant tegen temperaturen onder de 10°C, aangezien dit de groei kan belemmeren.